“Een concert met bijzondere muziek van componisten wiens werk niet mocht klinken,” gaf Ensemble Nova Sonantia met sopraan Simone Riksman op 5 mei in de Dorpskerk van Leidschendam. Onder de noemer Entartete Seelen II brachten ze Theo Smit Sibinga, Alban Berg, Karl Weigl en Bob Hanf. Geluidstechnicus Cees Sterrenburg legde het vast voor een podcast van Beatstad Radio. Het programma: Balata voor soloviool van Theo Smit Sibinga (1899-1958), Trübe Nacht in Frost und Schnee voor sopraan en viool van Bob Hanf (1898-1944), het Strijktrio van Theo Smit Sibinga (1894-1944), Quatre proses de Louis Bertrand voor sopraan en strijkkwartet van Bob Hanf (1894-1944) en enkele liederen voor sopraan en strijkkwartet van Karl Weigl (1881-1949, Sieben Frühe Lieder van Alban Berg (1885-1935) in een arrangement van Pieter Smithuijsen voor strijksextet en sopraan en het strijksextet van Bob Hanf.
“Met de machtsgreep van Adolf Hitler in 1933 kwam niet alleen een einde aan de democratie van de Weimarrepubliek, maar ook aan het bloeiende, pluralistische culturele landschap,” schetst Nova Sonantia de achtergrond van het programma. Onder minister van Volksvoorlichting en Propaganda Joseph Goebbels werd de Reichskulturkammer opgericht. Er waren afdelingen voor elke kunstvorm, met als doel alle kunst te ontdoen van alles wat niet binnen de Duitse geest paste.”
“Objectieve criteria voor het bepalen van die ‘arische kunst’ waren er niet,” weet Nova Sonantia. De selectie gebeurde veelal op basis van racistische kenmerken. Zo werden Joodse musici ongeschikt verklaard, en ook wie zich met Joden of communisten had ingelaten, werd het werken onmogelijk gemaakt. Alle vormen van modernistische muziek zoals dodecafonie en atonaliteit werden, net als jazzmuziek, gezien als uitwassen van een minderwaardige cultuur en als ‘entartet’ bestempeld. Die term kwam oorspronkelijk uit de criminologie, waar ze duidde op een morele en spirituele terugval van misdadigers.”
In 1937 organiseerde het naziregime de tentoonstelling ‘Entartete Kunst’ in München, om een jaar later tijdens de Reichsmusiktage in Düsseldorf een gelijkwaardige expositie op poten te zetten, specifiek rond muziek. Daarin werden voorbeelden van gedegenereerde muziek aangehaald in verschillende categorieën: van jazz of ‘Nigger-Musik’, over de atonale uitingen van de Tweede Weense School, muziek van Joodse componisten, tot ‘muziekbolsjewisme’. Gustav Mahler, Alban Berg, Arnold Schönberg, Kurt Weill, Ernst Krenek, Hanns Eisler, Paul Hindemith, Mischa Spoliansky; het waren maar enkele namen die figureerden onder de gedoemde componisten. Tal van musici en componisten voelden de bui begin jaren dertig al hangen en emigreerden tijdig naar het buitenland. Vaak moesten ze er hun carrière van niets heropstarten. Anderen werd het vertrekken onmogelijk gemaakt. Ze werden gedeporteerd naar één van de concentratiekampen, of, als ze meer ‘geluk’ hadden, naar het modelgetto in Theresiënstadt. Daar bood de muziek een welkome afleiding van de barre omstandigheden en de continue angst. Het grootste deel van hen kwam uiteindelijk om en werd na de oorlog bijna vergeten.
Leave a Reply